Frans en Rietje 

Vroeg op de ochtend verstoorde de dieselmotor van een zware vrachtwagen de stilte. Een torenhoge stapel kranten met streekgebonden promotiemateriaal werd voor de schamele woning gedropt.

In Johnny's hersenpan dreunden beiaardklokken een onophoudelijke, helse melodie. Niet dat er in de klokkentoren van Sint-Job ook maar een klok te bespeuren viel. Hij had zoals iedere avond een krat goedkope pils soldaat gemaakt, terwijl hij zich mateloos geërgerd had aan de voetbalwedstrijd tussen Anderlecht en Club Brugge.

Het gedaver van de truck deed zijn zwaar beproefde maag rondjes draaien in zijn blubberige bierbuik. De dronkaards maag rispte op. Een walm van gal en alcohol verliet ongegeneerd zijn ingewanden. Zijn afhangende oogleden zaten potdicht. Uit zijn poriën stroomden beekjes kleverig zweet dat stonk naar verschaald bier. De man draaide zich op zijn zij en keek naar de gedeukte wekker. Vier uur.

Nog half beschonken sloeg de drinkebroer het deken weg. Het kostte hem heel wat moeite om zijn opgezwollen voeten in de geruite pantoffels te proppen. Een lange kalknagel puilde door een gat in het schoeisel. Hij grabbelde onder het bed en vond voldaan een vol flesje bier. Met zijn tanden wipte hij de kroonkurk van zijn geliefkoosde kameraad. Gulzig verdween de helft van de inhoud in een teug tussen zijn lippen.

Marina's borstkas ging zacht op en neer. Tussen haar gekloofde lippen steeg geronk op waar menige drilboor jaloers op zou zijn. Een klodder kwijl vormde op haar hoofdkussen een vunzige plas, die Johnny vaag aan de plattegrond van Brussel deed denken. In die toestand had de vrouw geen flauw benul van de tientallen vooroorlogse krulspelden die haar hoofdhuid geselden.

Johnny zat op de rand van de verschoten matras. Een hand verdween in de geel gevlekte slip en krabde ongegeneerd aan de klamme genitaliën. Hij wreef wat etter uit zijn ooghoek en schudde een Gauloises Blondes uit een verfrommeld pakje.

"Miljààrde," gromde Johnny met een bromstem.

Gefrustreerd gooide hij een drietal gebroken lucifers tussen de brandvlekken die het kamerbreed tapijt rijk was. Uiteindelijk ontvlamde een gewillige lucifer trillend tussen zijn geel geblakerde vingertoppen. Begerig zoog hij de nicotine tot diep in zijn geteisterde longblaasjes, wat een minutenlange hoestbui uitlokte. Hij rochelde en spuugde een bruine fluim in de overvolle asbak op het nachtkastje.

Zijn echtgenote trok haar linkeroog moeizaam open. Ze pulkte in haar neus en bekeek infantiel een buitenaards ogende neuskeutel die vervolgens in haar mond verdween.

"Is het nu al tijd," sakkerde de vrouw.

De vlezige man negeerde de vrouw compleet. Net als iedere ochtend bewonderde hij zijn hangbuik in de gebarsten kamerspiegel. Zijn vaal 'marcelleke', dat er bij aankoop nog spierwit had uitgezien, omsloot zijn ballonvormige bierpens. Op de meest bizarre plaatsen golfden vetkwabben over zijn lijf. Tussen duim en wijsvinger verwijderde hij witgrijze buikpluis uit zijn navel. Johnny haalde zijn schouders op en beet de kroonkurk van een tweede fles lauw gerstenat. Het eerste had hij in de hoek van de kamer gekatapulteerd, waar een stapel bruingroen glas elke dag gestaag aangroeide.

"Vooruit, wijfie," beval het drankorgel, "Haal de kinderen uit bed. We moeten aan onze ronde beginnen."

Verveeld verliet Marina de sponde. Metalen veren kraakten toen de pafferige vrouw zich sloom uit het bed hees. Haar verlepte hangborsten slingerden heen en weer onder het nachtkleed waaraan een dozijn motten zich een indigestie gevreten hadden.

Ze strompelde naar de armtierige zolderkamer waar Frans en Rietje bescherming gezocht hadden tegen de gure wind die zich gemeen een weg baande doorheen het gerotte raamkozijn.

"Opstaan luiwammesen! De krantenronde wacht!"

De pubers wreven ongeïnteresseerd de slaap uit hun ogen.

Buiten was het koud. Beduimelde kranten lagen ongeordend in de kinderwagen die hun pa enkele weken terug van een gewisse dood in het recyclagepark gered had. Johnny schuimde wekelijks het park af om allerlei rommel naar huis te slepen. Het linker voorwiel ontbrak, maar het onding kon volgens Johnny nog jaren dienstdoen. Doorheen de plenzende regen doolde het gezin kriskras door de godverlaten straten van Sint-Job. De stickers 'geen publiciteit' werden straal genegeerd. Hoe meer kranten ze in de brievenbussen konden proppen, hoe sneller ze van het rotkarwei verlost waren.


Toen Frans en Rietje tegen het middaguur gelaten naar school sjokten, bedisselden ze alweer een ongeloofwaardige smoes om hun dagelijkse afwezigheid te verklaren. Schoolgaan bracht geen brood op de plank en was voor hun ouders ondergeschikt aan de krantenronde.


's Avonds schoof het gezin aan de vermolmde tafel. Na het traditionele diner – diepvriesfriet met frikadellen – plofte Johnny in de fauteuil. Apathisch zapte hij tussen de zenders terwijl hij met zijn hand om de haverklap in het bierkrat graaide. Nadat het laatste flesje soldaat gemaakt was, staakte hij teleurgesteld zijn strooptocht.

De zwartgeblakerde houtkachel had de woonkamer omgetoverd tot een sauna. In de andere kamers was het ijzig koud. De warmte zorgde ervoor dat Marina steevast haar roes uitsliep op de sofa. Luidruchtig zaagde ze onder het slapen enkele hectare van het Zoniënwoud om.


De pubers sleepten zich moedeloos naar de kille zolderkamer waar ijsbloemen grillige figuren op de gebarsten ruiten vormden. Onder een loszittende vloerplank hadden ze een gedeukt, blikken doosje verstopt met daarin een flinke portie marihuana. De enige manier om 's avonds aan deze nachtmerrie te ontkomen.

Ondanks de dope hoorden de kinderen dat in de woonkamer de televisie uitgeschakeld werd. Ze spitsten hun oren.


Johnny stootte Marina tot driemaal toe aan.

"Wijfie! Word eens wakker!"

"Huh," bazelde de vrouw slaapdronken, "Ik lag net zo lekker te slapen."

"Ik heb mijn hoofd vandaag gebroken over onze financiën," lalde de man. "Deze namiddag ging ik langs bij het OCMW. Daar willen ze snoeien in onze toelage."

Zijn echtgenote trok grote ogen.

"Snoeien? Waarom dan? We kunnen nu de eindjes nauwelijks aan elkaar knopen. Die verdomde energieprijzen swingen de pan uit. Die rotkachel is de enige manier om het hier warm te krijgen."

"Ik weet het, wijfie. En tot overmaat van ramp vreten die twee snotapen ons bovendien de oren van het hoofd."

"Kunnen we daar dan niks op vinden," vroeg de vrouw zonder scrupules. "Het zou ons letterlijk een slok op de borrel schelen."

"Gelijk heb je. Misschien moeten we hen morgen tijdens het houtsprokkelen meenemen naar het Zoniënwoud. Dat bos is zo groot dat ze vast nooit de weg terugvinden naar Sint-Job."

"Schitterend idee," prevelde de benevelde vrouw.


De volgende ochtend herhaalde het dagelijkse ritueel zich. Frans en Rietje maakten zich na de krantenronde klaar om richting school te vertrekken. Ze waren alweer rijkelijk te laat.

"Op school valt geen sikkepit te beleven. Blijven jullie vandaag maar de hele dag thuis," beval hun moeder, "Het brandhout is op. We moeten dringend houtsprokkelen in het Zoniënwoud." Frans en Rietje keken elkaar schouderophalend aan.


Met de lege kinderwagen op kop wandelde het gezin naar het uitgestrekte bos. Algauw was het gammel ding voor de helft gevuld met brandhout. Johnny en Marina wisselden heimelijk een blik.

"Zeg, als jullie twee alvast wat dieper het woud in trekken? Daar vinden jullie vast nog meer droog hout. Wij kammen de andere zijde wel uit."

De pubers pruttelden niet tegen. Ze wisten al lang dat tegenspraak hen steevast enkele rake klappen opleverden. Terwijl ze dieper het woud introkken, keek Frans Rietje aan.


"Heb jij ook dat vreemd gevoel? Dit is de eerste keer dat we met die twee op jacht gaan naar brandhout."

Rietje knikte.

"Ik begrijp wat je bedoelt. Ze willen van ons af."

"Misschien is dat wel de oplossing voor onze problemen. Die friet en frikadellen komen me stilaan de oren uit. Om nog maar te zwijgen over die dekselse krantenrondes."


De kinderen zetten er de pas in en baanden zich een weg doorheen het kreupelhout. Het winterzonnetje zakte algauw onder de einder. Ze zagen geen hand voor ogen.


"Mijn maag rommelt," zeurde Rietje.

"Nog even volhouden. Ik denk dat we weldra de rand van het woud bereiken."

In de verte zagen ze een flikkerende neonreclame oplichten.

"Daar! Zie je dat ook?"


Frans en Rietje liepen op het baken af. Het huis leek opgetrokken uit diepvriessnacks. Van het dak tot aan de dorpel hingen kleurrijke reclamepanelen vol kleurrijke afbeeldingen van vettige kost. Het water kwam hen in de mond. De knipperende lichtreclame vormende het woord 'Pita'.


"Mmmm", bracht Rietje uit, "Pita. Het is jaren geleden dat ik nog zo'n heerlijk broodje met looksaus at."

Doorweekt stapten ze de eettent binnen. Achter de toonbank stond een vadsige kerel een lang mes te slijpen.


"Goedenavond," gromde de man gemaakt vriendelijk. "Zo laat op de avond nog alleen op pad?"

"Euhm … ja," stamelde Frans terwijl hij vanuit zijn ooghoeken richting Rietje keek.

"Waar zijn jullie ouders dan," vroeg de gezette man terwijl hij met de rug van zijn hand het zweet van zijn hoofd veegde.

"Wij hebben geen ouders," loog Rietje.

"Zo? Geen ouders?"

De pitaverkopers ogen blonken gemeen.

"En geld hebben jullie ook vast niet."

"Helaas. We zijn wat op de dool geraakt. Onze magen zijn zo leeg als de Belgische schatkist."

"Ha! En jullie dachten: Bij dikke Mustapha valt wel wat te rapen. Vooruit dan maar! Misschien kan ik jullie wel een dienst bewijzen."

Frans en Rietje keken elkaar hoopvol aan.

"Dat … dat zou ontzettend attent zijn van u, mijnheer."

"Natuurlijk is zo'n pita helaas niet gratis. Dat begrijpen jullie toch? Ik heb wel enkele klusjes die jullie voor mij kunnen opknappen in ruil voor een gratis maaltijd. Hoe heten jullie trouwens?"

"Ik ben Frans en mijn zus heet Rietje. Bedankt voor het vriendelijk gebaar. Klusjes opknappen doen we als de beste."

"Kom dan maar mee, Frans. De koelcel ligt er al jaren rommelig bij. Sorteer jij in de inhoud maar en stapel alles netjes op de schappen."


Gelukkig had Frans eraan gedacht om tijdens de zoektocht in het woud zijn dikke, tweedehandse jas aan te trekken. Die zou nu goed van pas komen. De man opende gezwind de vieze deur van de koelcel. De jongen trok grote ogen. Wat een bende! Hier zou hij wel enkele uren zoet mee zijn. En dat voor een schamele pita. Frans stapte het ijskoude hok binnen. Achter hem werd de deur pardoes dichtgeslagen. De pitaverkoper duwde de grendel omlaag. In de cel was het aardedonker.


"Wat doet u nu," stamelde Rietje geschrokken.

"Evident! Zolang ik jou nodig heb, verlaat die wegloper dat hok niet."

Een wrede grijns verscheen op zijn gelaat.

"Jouw beurt, schat. De keuken is al jaren niet meer gepoetst. De komende dagen zal jij je handen vol hebben."

Een rilling liep over Rietjes rug. Willoos begon ze aan het hels karwei.


De dagen nadien sloofde het meisje zich van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat uit om de smerige ruimte te poetsen. De eigenaar leek niet gauw tevreden en behandelde Rietje op een onmenselijke manier. Meermaals zocht hij Frans op in de koelcel. De man voelde bij elk bezoek aan Frans' vinger om er zeker van te zijn dat de jongeling niet bevroor. Hij rilde maar zijn verschoten jas beschermde hem gelukkig tegen de ergste koude.

Terwijl Rietje de keuken opruimde, zocht ze al enkele dagen koortsachtig naar een manier om te ontsnappen. Toen ze een van de vele lades opentrok, viel haar oog op een uit de kluiten gewassen deegrol. Bingo! Het meisje verborg zich achter de keukendeur. Het geïmproviseerde wapen in aanslag. Geduldig wachtte ze tot Mustapha de keuken zou binnen waggelen om haar werk te inspecteren. Plots hoorde Rietje zijn slepende voetstappen naderen. De deur zwaaide open. Nieuwsgierig liet de kolos zijn blik door de ruimte glijden.

"Hé, waar ben je, luilak," donderde het door de keuken.

Mustapha zette een stap vooruit. Dat was het moment waarop Rietje gewacht had. Ze liet de zware deegrol zo hard ze kon op de kale knikker van de snoodaard neersuizen. De schedel kraakte. Verbaasde ogen staarden in het ijle. Toen werd het zwart.


Rillend keek Rietje naar de man. Het kostte haar al haar krachten om de bewusteloze reus tot aan de koelcel te slepen. Frans keek haar dankbaar aan. Samen sleurde het duo hun gijzelnemer in de ijskoude ruimte. Op hun beurt duwden ze de grendel omlaag.


"Wat nu," vroeg Frans zenuwachtig. "Dat lijk zal ons verraden."

"Sst! Ik heb een plan. In de keuken staat een oude vleesmolen. Als we die kerel nu eens stukje bij beetje door dat tuig draaien?"

Pretlichtjes verschenen in Frans' ogen.

"Geniaal!"


Algauw verdween de linkerarm van de dode door de molen.

"En de rest van het lichaam," bedacht Frans.

"Maak je daar geen zorgen over. In die koelcel kunnen we die rotvent nog maandenlang bewaren."


Die avond werd de eettent opengehouden door twee piepjonge eigenaars. Kruidig, kakelvers vlees draaide knetterend rondjes aan het spit. Het gloednieuwe recept werd gesmaakt door Mustapha's klanten, die gelukkig geen vervelende vragen stelden. Algauw zorgde de mond tot mondreclame ervoor dat klanten van heinde en ver de zaak bezochten om er van het ongeëvenaarde pitavlees te smullen.


Frans en Rietje deden gouden zaken. Het geld stroomde binnen. Een jaar later openden ze in het ganse land verschillende filialen. Broer en zus zouden zich nooit meer zorgen hoeven te maken.



© Filip Martens 2023

© 2023 Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin