Doodsangst in Bastenaken


"Verdomme," sakkerde Wilfried terwijl hij door zijn beslagen verrekijker de bosrand afspeurde.

Een spinvormige barst in het rechter kijkglas belemmerde hem bij zijn observatie. Hij had toch duidelijk een beweging opgemerkt. De piepjonge soldaat twijfelde. Wat als dit een zinsbegoocheling was? Zou hij zijn positie dan niet nodeloos verraden? Die verdomde onzekerheid! Koud zweet parelde op zijn voorhoofd. Kleine druppels huidvocht maakten minieme kuiltjes in de sneeuw waarop zijn armen rustten.

Wilfried schuifelde wat met zijn benen. Die vermaledijde kou! Zijn gezwollen benen tintelden en waren ondertussen zowat gevoelloos. Opnieuw waagde hij het om even snel door zijn veldkijker te gluren. Niets. Alleen wat opwaaiende stuifsneeuw die hem herinnerde aan de zandwolken die hij tussen de duinen in De Haan zo vaak gezien had.

De Haan … Het scheen een eeuwigheid geleden dat de zon er het bloed in zijn ledematen opwarmde. De heerlijke namiddagen die de negentienjarige met zijn ouders had doorgebracht op de boerderij die net iets meer landinwaarts stond. Hoe zalig was het geweest om tussen de blauwzwart gevlekte koeien te picknicken. Zijn dorst te lessen met de zoete, zelfgemaakte appellimonade van zijn moeder. Dromerig zag hij het sappige, donkergroene poldergras wiegen. Zijn haren waaiden voor zijn ogen op hetzelfde ritme van de halmen. In de verte klonk het rauw gehinnik van Fons, de stokoude dekhengst van zijn vader.

Het gehinnik ging over in een bijna onhoorbaar geritsel. "Zie je wel, ik heb het bij het rechte eind," mompelde de milicien tegen een onzichtbare wapenbroeder.

Opnieuw spitste Wilfried zijn oren. De spanning gierde door zijn verkleumd lijf. In Wilfrieds ribbenkas ging zijn hart tekeer als een driftige stier. De ogen van de voormalige karabinier, die gediend had in het overrompelde Belgische leger, vernauwden zich tot spleetjes.

Na de capitulatie van zijn geliefd vaderland had hij zich maandenlang in het kolenhok van een Henegouwse landbouwer verscholen. Op gevaar van eigen leven had boer Etienne hem elke dag voorzien van een karig rantsoen. Veel kon de man hem niet aanbieden. Ook hij moest elke dag aanschuiven om met zijn bonnen brood, vis en melk te halen bij de enige kruidenier die het kapotgeschoten dorp nog rijk was. De zwarte markt liet hij links liggen. Daar waren de prijzen exuberant.

Wanneer de rust was teruggekeerd, had de uit de kluiten gewassen puber het aangedurfd om zich via omwegen te voet naar zijn vertrouwd kustdorpje te begeven. De bezetter had niets in de gaten. Ze lieten hem godzijdank met rust.

Toen de geallieerden doorbraken in Normandië, voelde Wilfried dat hij niet lijdzaam kon blijven toekijken. In het grootste geheim sloot hij zich aan bij de verzetsbeweging. De gemakkelijkste manier om volgens hem daarna zijn diensten aan te bieden bij een Amerikaans peloton. De honderd eerste luchtdivisie bleken de eerste groenhemden te zijn die de nieuwbakken verzetsstrijder die herfst ontmoette. Een op het eerste gezicht onbeduidende troep haveloze, jonge mannen met donsharen op hun bovenlip en wangen vol etterende acné. Generaal Anthony McAuliffe zwaaide er met harde hand de plak. Zijn nieuwe kameraden staken hem gastvrij wat buitenlandse sigaretten en chocolade toe.

Chocolade … Hij merkte dat zijn maag protesteerde. De verspieder had het nu al drie dagen moeten stellen met wat ranzig, ingeblikt eten. De geiten op de boerderij van zijn ouders hadden er ongetwijfeld hun neus voor opgehaald.

Wilfried realiseerde zich opnieuw dat hij zich in zijn schuttersput bevond. Een met de hand gegraven kuil gevuld met modder, stenen en gesmolten sneeuw die nauwelijks beschutting gaf. Dit was zijn onderkomen voor de nog resterende dagen. Zoals het regime voorschreef, verbleef iedere wachtpost zeven dagen in de halfbevroren drek om daarna drie dagen te bekomen in de ruïnes van Bastenaken.

Door zijn tranende ogen speurde hij nog steeds de besneeuwde sparren af. De schaduw van de ruwe stammen en de taps oplopende kruinen vormden een donkere schaduw op het arctisch ogende landschap. De flauwe winterzon zakte snel. Spoedig zou Wilfried niet meer in staat zijn om mogelijke Duitse verkenners te betrappen en neer te kogelen.

De rotmoffen hadden op zestien december het tegenoffensief ingezet. Net nu de winter toesloeg zoals een smid zijn aambeeld bewerkt. Hitler had wanhopig de Ardennen uitgekozen om met een gewaagd plan de geallieerden alsnog terug te dringen tot aan de Atlantische Oceaan.

De onregelmatige lommer werd langer en de moed zonk hem in zijn smerige bottines. Hij zou vast nooit te weten komen wat hij nu precies gemist had. Moest hij na het vallen van de duisternis zijn dekking verlaten en de zoom van het bos doorzoeken? Dat leek hem geen goed idee. De dichtstbijzijnde kameraad lag minstens vijftig meter verder te bevriezen in zijn eigen uitwerpselen.

Door alarm te slaan via zijn radio, kon hij de volledige divisie mobiliseren. De generaal zou hem levend villen, mocht hij verkeerdelijk een waarschuwing versturen. Neen, de enige optie bestond erin om, voor de nacht haar zwart laken over de omgeving spreidde, zich te verzekeren dat hij zich had vergist. Zijn overspannen zenuwen namen zonder twijfel een loopje met hem.

De jongeling schoof zijn natte helm, die aanvoelde als een ijskoud kompres, iets naar achteren. De ruwe wol van zijn doorweekte overjas prikte ongemakkelijk in zijn hals. Wilfried hoestte en spuwde een groene, slijmerige fluim tussen de leistenen. Zijn voorhoofd gloeide. De vochtige vrieskou had hem waarschijnlijk een longontsteking bezorgd. Zijn longen waren echter het laatste waar hij zich nu zorgen om maakte.

Een seconde lang ontwaarde hij een glinster tussen de nog groene hulststruik die de voet van een sparrenboom warm hield. De milicien zag een donkere schim voorzichtig vanuit het struikgewas opdoemen. Een Duitse, gedeukte helm en de grijze uitrusting van het silhouet namen alle twijfel weg.

"Dedju," gromde de infanterist, "Het spel zit op de wagen."

Aarzelend gooide Wilfried een snelle blik op zijn roestvrije radio. Wat moest hij doen? Die rotmof een kogel door zijn hersenpan jagen of de generaal alarmeren?

Wilfried hoorde de krakende sneeuw onder de laarzen van de Duitser die de omgeving argwanend in zich opnam. Plots hief de man zijn rechterhand de lucht in en even leek het alsof hij vrolijk in Wilfrieds richting wuifde.

Een diep gegrom steeg op vanuit de dicht opeenstaande bomen. Het geluid van ratelende kettingen verstoorde de rust van de bosbewoners die net aan hun winterslaap begonnen waren. Wilfried zag de sneeuw op de takken smelten en overgaan in een vettige, grijze walm. Hij kon de geur van diesel ruiken. Tussen de trillende stammen door verscheen de loop van een 88 millimeter kanon. Direct daarna maakten stampende rupsbanden komaf met de statige zuilen die vanuit de grond naar de hemel klauwden. Met veel misbaar vlogen naalden en takken de lucht in en veranderden deze het wintertapijt in donkergroene speldenkussens.

Een Tijgertank ploegde nu gevaarlijk door de sneeuwkristallen terwijl die achter zich een spoor van vernieling achterliet. Wilfrieds hart sprong zowat uit zijn keel. Het koude zweet liep in beekjes over zijn rug waardoor zijn flanellen overhemd nu kil aan zijn huid kleefde. Trillend controleerde de doodsbange soldaat of zijn vuurwapen wel doorgeladen was. Eén kogel in de kamer en nog drie reservekogels in het magazijn. In zijn Mauser-munitiezak voelde de zandhaas nog een dertigtal reservepatronen. Een bazooka lag in de bagger te verkommeren. Hopelijk deed die het nog.

Nu pas merkte hij dat er, verscholen achter het gepantserde beest, nog negen gebogen vijanden dekking zochten. Hun mitrailleurs in aanslag om bij de minste beweging een spervuur aan blauwe bonen te spuwen.

"Putain," vloekte Wilfried, iets wat hij Etienne wel honderd keer had horen mompelen.

Die overmacht kon hij nooit alleen aan. Het hazenpad kiezen was nu geen optie meer. Nog voor hij zijn schuttersput verlaten had, zouden die verdomde klote-Duitsers een overdosis gloeiend lood in zijn lijf pompen.

De radio lag binnen handbereik en hij koos de juiste frequentie. Statisch geruis klonk in zijn oor waarna hij enkele flarden van een zin opmerkte.

"Hie …Bas …aken … meldt … numme … en situa … ver."

Met trillende duim drukte Wilfried op de tuimelschakelaar.

"Schuttersput zevenenvijftig, eerste korporaal Vanhautte voor Bastenaken. Eén tijger en tien welpen dreigen het nest te bevuilen. Over."

Het leek een eeuwigheid te duren vooraleer er een metalen stem knetterend, maar deze keer duidelijk verstaanbaar, uit het toestel kwam.

"All right, korporaal, wacht op uw orders. Over en sluiten."

"Jij hebt verduiveld gemakkelijk praten: Wacht op uw orders … Ik zit hier verdomme op mijn eentje mijn hachje in de waagschaal te gooien," schold Vanhautte tegen zichzelf.

Terwijl hij foeterde en het ontvangtoestel witnijdig aankeek, vorderden de welpen en hun tijger traag maar zeker. Wachten kon niet meer. Er moest dringend gehandeld worden. Voorzichtig loerde Wilfried vanuit zijn schietpositie naar een willekeurig slachtoffer. Het vizier op de loop van de M1 karabijn zoog zich meedogenloos vast tussen de ogen van de nietsvermoedende Duitser.

Met een verwrongen gezicht haalde Wilfried de haan over.


© Filip Martens – November 2023

© 2023 Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin